Aansprakelijkheid van de NVWA na fipronilbesmetting

JPR advocaten
Aansprakelijkheid van de NVWA | JPR Advocaten

Vandaag, 10 juli, heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de aansprakelijkheid van de NVWA tegenover pluimveehouders die hun stal met fipronil hebben laten ontsmetten nadat de NVWA wist dat een bedrijf illegaal stallen ontsmette met dit middel. LTO en de individuele pluimveehouders vinden dat de NVWA eerder had moeten ingrijpen of hen had moeten waarschuwen waarna zij dan geen schade hadden geleden. Nu zijn hun bedrijven naar aanleiding van de fipronilbesmetting geblokkeerd en zijn hun eieren vernietigd. Het betreft hier overheidsaansprakelijkheid naar aanleiding van toezichtsfalen.

Eerder gaf ik een interview over dit onderwerp.

Geen toezichtsfalen of geschonden waarschuwingsplicht

De rechtbank oordeelt in deze zaak dat geen sprake is geweest van toezichtsfalen of een geschonden waarschuwingsplicht.

De criteria die de rechtbank toepast passen in de lijn die in de jurisprudentie uit is gezet:

"Een toezichthouder komt bij de uitoefening van zijn toezicht en het al of niet gebruiken van de hem in dat verband toekomende wettelijke bevoegdheden een beleids- en beoordelingsvrijheid toe. Indien sprake is van concrete aanwijzingen van een overtreding, is het in beginsel aan het inzicht van de toezichthouder overgelaten welke gevolgen hij daaraan zal verbinden. Deze beleids- en beoordelingsvrijheid brengt een terughoudende toetsing door de rechter mee. Het gaat er niet om of, achteraf oordelend, een andere beslissing van de toezichthouder beter was geweest en of daardoor schade van derden zoals eisers had kunnen worden voorkomen, maar of de toezichthouder in de omstandigheden en met de kennis van toen, alle belangen in aanmerking genomen, in redelijkheid tot de desbetreffende beslissing heeft kunnen komen.

Bij de te maken afweging spelen ook eisen van doelmatigheid, evenredigheid, proportionaliteit en subsidiariteit een rol, alsmede de eventuele nadelige gevolgen van de te treffen maatregelen. Voor het aannemen van toezichthoudersaansprakelijkheid is de kennis waarover de toezichthouder ten tijde van de verweten handelwijze beschikte beslissend. Verder vormt toezicht geen garantie tegen schade van burgers: de enkele omstandigheid dat het uitgeoefende toezicht niet heeft kunnen voorkomen dat burgers schade lijden, is onvoldoende om de uitoefening van dat toezicht ten opzichte van die burgers als onrechtmatig aan te merken (vgl. HR 21 november 2014, ECLI:NL:HR:2014:3349 Band/AFM).

Anders dan door de Staat is bepleit, gaat die beleids- en beoordelingsvrijheid op grond van de huidige wetgeving en rechtspraak niet zover, dat enkel aansprakelijkheid wordt aangenomen indien sprake is van opzet of grove schuld. Is de toezichthouder bekend met bepaalde overtredingen van regelgeving of gevaarsituaties of zijn er concrete aanwijzingen voor of waarschuwingen in die richting, dan mag hij deze niet zo maar negeren. De beleids- en beoordelingsvrijheid neemt verder af naarmate het aan de orde zijnde risico groter is. Van onrechtmatig handelen kan sprake zijn indien de schade in een concrete situatie voorzienbaar was en in redelijkheid had moeten nopen tot het nemen van maatregelen waarmee de schadeveroorzakende overtreding zou zijn voorkomen. Aansprakelijkheid op deze grond kan in het bijzonder bestaan als er voor de toezichthouder voldoende ernstige en concrete aanwijzingen bestonden om (de mogelijkheid van) de overtreding van de betrokken regel en het daaruit voortvloeiende risico op schade aan te nemen, en dat risico en die schade ook naar aard en omvang voldoende ernstig waren (vgl. HR 2 juni 2017, ECLI:NL:2017:987)."

Het is dan een feitelijke vraag wat de NVWA wist in de verschillende stadia van het onderzoek en of vervolgens een redelijke afweging is gemaakt.

Strafrechtelijk ingrijpen

De rechter oordeelde hier dat gezien de kennis over de risico’s voor de gezondheid van mensen en dieren het beleid gevolgd had mogen worden in een zaak als deze strafrechtelijk in te grijpen. Met een strafrechtelijk onderzoek hangt samen dat geen openheid gegeven kan worden omdat “de boeven” dan maatregelen kunnen nemen om het onderzoek tegen te werken.

Dat achteraf bezien een andere keuze wellicht beter geweest zou zijn, maakt niet dat het gedrag onrechtmatig is nu dit naar de stand van zaken op het moment van het nemen van de beslissingen beoordeeld moet worden.

Geen onschuldige slachtoffers

In zaken als de onderhavige wordt er altijd op gewezen, als relativerende opmerking, dat primair de overtreder en niet de toezichthouder verantwoordelijk is. De eisers in deze zaak zijn zelf geen onschuldige slachtoffers die door de overheid beschermd moeten worden. Zij waren zelf ook in overtreding. De pluimveehouder heeft een wettelijke verantwoordelijkheid te controleren of de in zijn bedrijf gebruikte middelen toegelaten zijn. De rechter neemt dit mee in zijn overweging. Het betreffende middel, of daar nu wel of geen fipronil in had gezeten, was niet toegelaten voor gebruik op pluimveehouderijen. De pluimveehouders hadden daar zelf op moeten toezien.

De rechter oordeelt dat gezien de kennis over de risico’s en de gevolgen daarvan de NVWA in redelijkheid niet eerder had hoeven optreden dan zij heeft gedaan. De juistheid van dit oordeel hangt erg af van de precieze feiten, die niet allemaal uit de uitspraak zullen blijken. De eisers kunnen nog in hoger beroep maar de ervaring leert wel dat de overheid niet snel aansprakelijk is bij toezichtsfalen.

Opvallend is overigens dat, zoals nu uit de uitspraak blijkt, het onderzoek van de overheid naar de zaak de naam “landseer” heeft gekregen. Wie het rapport dat mevrouw Sorgdrager naar aanleiding van het handelen van de overheid heeft geschreven kent zal een schamper lachje niet kunnen onderdrukken.

Gerelateerde berichten

Meld je aan voor onze nieuwsbrief

Ontvang als eerste alle relevante juridische ontwikkelingen.