Het Gerechtshof Amsterdam heeft op 7 juli 2016 bepaald ]1 dat een aandeelhoudster van een raamprostitutiebedrijf de advocaatkosten die gemaakt werden in verband met de te regelen echtscheiding voor een deel kon aftrekken van de winst van de onderneming.
De vrouw startte een boedelscheidingsprocedure mede om te voorkomen dat haar aanstaande ex-man medeaandeelhouder zou worden. Dit zou problemen op kunnen leveren voor de continuïteit van de door de vrouw gedreven onderneming, mede doordat hij een strafrechtelijk verleden had.
Voldoende verband
Het Hof oordeelt: ´Er is sprake van een voldoende verband tussen de door de belanghebbende gedreven onderneming en (een deel van) de kosten van de boedelscheidingsprocedure.´ Gelet hierop is het Hof van mening dat het ´niet onzakelijk´ is een gedeelte van de kosten voor rekening van de onderneming te laten komen.
Volgens het Hof mocht de vrouw 20% van de advocaatkosten aftrekken, aangezien deze kosten gemaakt werden om het medeaandeelhouderschap van de echtgenoot te voorkomen. De fiscus heeft deze schatting niet betwist en het Hof was van oordeel dat de schatting niet onaannemelijk voorkwam.
Kortom, indien u op een goede wijze onderbouwt dat een deel van de gemaakte advocaatkosten in een echtscheidingsprocedure een voldoende verband hebben met de gedreven onderneming, kunt u met deze uitspraak in de hand proberen deze kosten af te trekken van de winst.