Al enige decennia is een verwoede strijd gaande tussen de pandhouders, voornamelijk banken, en curatoren, die het belang van gezamenlijke crediteuren behartigen. De strijd gaat over de opbrengst van de activa die in een faillissement door de curator worden aangetroffen. Helaas voor de gezamenlijke crediteuren in het faillissement, delven de curatoren bij de Hoge Raad keer op keer het onderspit. Ook op 3 juni 2016 was het weer raak.
Bezwaard met pandrecht?
Na faillissement was de koopprijs voldaan van voor faillissement onder eigendomsvoorbehoud aan de failliete onderneming geleverde zaken. De vraag aan de rechter was of deze zaken dan bezwaard met pandrecht in de boedel vallen, op het moment dat de bank voorafgaand aan het faillissement een geldig pandrecht heeft bedongen op alle huidige en toekomstige roerende zaken van de failliet.
De curatoren gingen er tot 3 juni 2016 vanuit dat het antwoord op deze vraag negatief luidde. Indien onder eigendomsvoorbehoud gekochte zaken dan meer waard waren dan de koopprijs hoog was, kon de curator ervoor kiezen om de koopprijs te betalen, waardoor hij het surplus van de waarde als vrij actief voor de gezamenlijke crediteuren aan de boedel zou kunnen toevoegen.
Overwinning voor de pandhouder
Sinds 3 juni 2016 behoort die handelwijze tot het verleden, nu de Hoge Raad het eerder in de literatuur door sommige schrijvers reeds verdedigde bevestigende antwoord op bovenstaande vraag heeft omarmd. Bij een vóór faillissement bedongen pandrecht op toekomstige roerende zaken leidt betaling van de koopprijs na datum faillissement ertoe dat onder eigendomsvoorbehoud gekochte zaken bezwaard met een pandrecht in de boedel vallen. De pandhouder kan zich vervolgens als separatist op (de overwaarde van) deze zaken verhalen. Het eind van het liedje is dat er wederom een actief ten gunste van de pandhouder en ten detrimente van de gezamenlijke crediteuren uit de boedel is verdwenen.
Ingrijpen gewenst
Pandhoudende banken financieren over het algemeen lang niet de hele passiefzijde van de balans. Daarom kan men zich inmiddels met recht de vraag stellen of het nog wel redelijk is dat de pandhoudende bank zich als separatist op nagenoeg het geheel van de actiefzijde van de balans kan verhalen. Wanneer grijpt de wetgever in?