Als dekking ontbreekt bij een brandverzekering, kijkt de verzekeringnemer vaak naar de rol van de assurantieadviseur. Bij beurspolissen spelen beursmakelaars ook een rol. Beursmakelaars staan meer op afstand van de verzekeringnemer. Toch kunnen ook zij bij fouten aansprakelijk en schadeplichtig zijn jegens de verzekeringnemer, zo volgt uit een recente uitspraak van de Rechtbank Rotterdam[1] in een zaak waarin een verzekeringnemer werd geconfronteerd met het ontbreken van dekking als gevolg van fouten van zowel de assurantieadviseur als de beursmakelaar.
De servicing- en placing broker
Het komt vaker voor dat een assurantieadviseur voor het verkrijgen van een voor zijn klant gewenste dekking een beursmakelaar inschakelt om het risico, vaak in co-assurantie, op de beurs onder te brengen. De assurantieadviseur wordt dan aangeduid als servicing broker. Deze servicing broker handelt met de klant. Tussen de servicing broker en de klant is sprake van een overeenkomst van opdracht. De beursmakelaar is de placing broker. De beursmakelaar is opdrachtnemer én hulppersoon van de servicing broker. De placing broker heeft geen contractuele relatie en geen rechtstreeks contact met de verzekeringnemer. De beursmakelaar is daardoor afhankelijk van de informatie die hij van de servicing broker ontvangt. Dit uitgangspunt speelt een rol in de discussie waar de rechtbank Rotterdam over oordeelde.
Kern van de discussie
Op 1 juni 2019 is bij het vergistingsbedrijf Greendal brand uitgebroken in de biogasinstallatie. Het te verzekeren risico van Greendal was via de beurs ondergebracht bij meerdere verzekeraars. Kort voor de brand, op 11 april 2019, was aan Greendal medegedeeld dat vanaf dat moment geen enkele dekking meer bestond voor de biogasinstallatie. Ten tijde van de brand had Greendal dus geen aanspraak op dekking onder de brandverzekering. Bij het ontbreken van deze dekking hebben de servicing broker, Univé Stad en Land (Univé), en de placing broker, Marsh, een rol gespeeld. De rechtbank diende te oordelen over de vraag of en in welke mate Univé en Marsh aansprakelijk en schadeplichtig zijn voor de schade als gevolg van het ontbreken van dekking.
Welke gebeurtenissen zijn relevant?
In de aanloop naar de brand zijn de volgende gebeurtenissen van belang. In opdracht van de verzekeraars wordt op 19 juni 2017 een risico-inspectie uitgevoerd bij Greendal. In een rapport van 6 oktober 2017 zijn vijf preventiemaatregelen benoemd ter beperking van het brandrisico. Vier maatregelen hebben een dwingend karakter. Marsh stuurt Univé dit rapport en Unive stuurt het op 13 oktober 2017 door aan Greendal. Univé wijst er daarbij op dat de preventiemaatregelen uit het rapport moeten worden uitgevoerd. Vervolgens vraagt Marsh Univé meermaals (op 1 maart 2018, 4 juni 2018, 9 juli 2018) of de preventiemaatregelen zijn uitgevoerd. Een reactie daarop blijft uit. Bij de laatste herinnering op 28 augustus 2018 waarschuwt Marsh Univé dat het uitblijven van acties in de opvolging van de aanbevelingen gevolgen kan hebben voor de polis.
Vervolgens hebben drie verzekeraars, samen verantwoordelijk voor 45% van de verzekeringsdekking, tijdig per 1 januari 2019 de brandverzekering opgezegd. Op 3 oktober 2018 stuurt Marsh deze opzegging naar Univé, met het verzoek in overleg te treden om de vrijgevallen verzekeringsaandelen op te vullen. Ook daarop volgt geen reactie van Univé. Op 28 november 2018 bericht Marsh Univé daarop na onderzoek geen mogelijkheden te zien het risico elders onder te brengen en dat de polisdekking per 1 januari 2019 vervalt.
Op 31 december 2018 bericht Marsh, zonder verder overleg met Univé, de verzekeraars die samen een aandeel van 55% van de verzekeringsdekking hebben dat de polis niet zal worden voortgezet per 1 januari 2019. De verzekeraars ondertekenen daarop het royementsaanhangsel dat Marsh op 24 januari 2019 naar Univé stuurt. Vijf dagen later komt Univé in actie en bericht zij Marsh dat de 55% dekking weer hersteld moet worden. Hiervoor is een nieuwe inspectie gepland op 19 maart 2019. Uit het nieuwe inspectierapport blijkt dat Greendal dan nog steeds preventiemaatregelen moet nemen. De voorlopige dekking die de verzekeraars in de maand februari hadden gegeven, is op 26 maart 2019 en 8 april 2019 opgezegd.
Beoordeling Rechtbank
De rechtbank oordeelt dat de verzekeraars geen dekking hoeven verlenen voor de brandschade, maar dat zowel Marsh als Univé fouten hebben gemaakt. 45% van de dekking ontbreekt als gevolg van het tijdig opzeggen van de verzekering door de verzekeraars. De overige 55% dekking ontbreekt als gevolg van de opzegging door Marsh. In beide gevallen speelt de vraag of de dekking is komen te vervallen door fouten van Univé, Marsh, of beiden.
Het 45% verzekeringsdeel
Greendal verwijt Univé dat zij haar zorgplicht heeft geschonden door de herhaalde herinneringen van Marsh over het uitvoeren van de preventiemaatregelen niet aan Greendal mede te delen. De rechtbank oordeelt dat de zorgplicht van assurantieadviseurs niet zo ver gaat dat de klant bij de hand moet worden genomen om de aanbevelingen te implementeren. Deze opvolgingen zijn dus de taak en verantwoordelijkheid van Greendal. Dat de opvolging niet is gebeurd, is niet te wijten aan een fout van Univé.
Wat Univé naar het oordeel van de rechtbank wel kan worden verweten, is dat zij de herhaalde verzoeken van Marsh niet heeft doorgeleid aan Greendal, ook niet toen Marsh waarschuwde dat het niet opvolgen van de maatregelen zou leiden tot gevolgen voor de verzekering en zelfs niet toen Marsh de opzegging door de verzekeraars doorgaf. Een assurantieadviseur moet dergelijke berichten adequaat behandelen. Dat is niet gebeurd. De rechtbank oordeelt dat sprake is van een toerekenbare fout. Die fout leidt echter niet tot schade. Greendal heeft onvoldoende kunnen aantonen dat zij, als zij de berichten wel zou hebben ontvangen, wel in actie zou zijn gekomen en de preventiemaatregelen tijdig zou hebben opgepakt. Causaal verband tussen de fout en de schade ontbreekt dus.
Greendal spreekt ook Marsh aan, niet op grond van een zorgplichtschending (tussen Greendal en Marsh speelt immers geen overeenkomst) maar op grond van onrechtmatige daad. Greendal verwijt Marsh dat zij ten onrechte aan steeds dezelfde Univé-medewerker berichten is blijven sturen, terwijl deze medewerker niet reageerde. De rechtbank oordeelt dat Marsh onzorgvuldig heeft gehandeld. Marsh had als redelijk handelende beursmakelaar iets anders moeten proberen om een reactie te krijgen van Univé, dan steeds opnieuw naar hetzelfde e-mailadres een bericht te sturen. Of Marsh jegens Greendal aansprakelijk is, blijft vanwege het ontbrekende causale verband echter in het midden.
Het 55% verzekeringsdeel
Greendal verwijt Marsh ook dat Marsh zonder goede reden op eigen initiatief is overgegaan tot het opzeggen van de resterende 55% van de verzekering per 1 januari 2019. Met Greendal is de rechtbank van oordeel dat stilzwijgen vanuit Univé in dit geval niet de aanname van Marsh rechtvaardigde dat werd ingestemd met de opzegging. Daarbij speelt een rol dat Marsh bij uitstek wist dat Greendal elders moeilijk te verzekeren zou zijn en dat Marsh steeds berichten bleef sturen naar hetzelfde mailadres van waaruit maar geen reactie terug kwam. Marsh had de opzegging moeten verifiëren, al helemaal omdat de verzekeraars van de 55% dekking geen bezwaar hadden tegen voortzetting van de dekking. Door dit niet te doen heeft Marsh onzorgvuldig en onrechtmatig gehandeld jegens Greendal.
Dat Marsh alleen een overeenkomst heeft met Univé, staat er dus niet aan in de weg dat Marsh aansprakelijk en schadeplichtig is jegens Greendal. De rechtbank overweegt hierover dat het buiten kijf staat dat de belangen van Greendal zeer nauw zijn betrokken bij de overeenkomst tussen Univé en Marsh, dat Marsh daarom verplicht is zich in haar handelen mede door de belangen van Greendal te laten leiden en dat Greendal er ook op mocht vertrouwen dat Marsh dat zou doen. Dit onzorgvuldige handelen moet aan Marsh worden toegerekend. Zij is jegens Greendal aansprakelijk voor de daardoor veroorzaakte schade.
Univé heeft ook een fout gemaakt richting Greendal door niet adequaat te reageren op de aankondiging van de opzegging door Marsh op 28 november 2018 en door daarna niks te ondernemen om de opzegging tegen te gaan.
Uiteindelijk oordeelt de rechtbank dat Univé en Marsh beiden (hoofdelijk) aansprakelijk zijn voor de schade die het gevolg is van de opzegging van 55% van de verzekeringsdekking. In de onderlinge verdeling van de aansprakelijkheid komt de rechtbank erop uit dat Univé en Marsh elk de helft van de schade moeten betalen.
Plicht tot nader onderzoek?
Het uitgangspunt dat de assurantieadviseur gehouden is om informatie vanuit de verzekeringnemer met de beursmakelaar te delen, ontslaat de beursmakelaar niet altijd van het ondernemen van enige actie bij het uitblijven van een reactie van de assurantieadviseur. In dit vonnis oordeelt de rechtbank dat een beursmakelaar redelijkerwijs verplicht kan zijn om na te gaan waarom geen enkel antwoord wordt verkregen. Het is niet zo dat Marsh bij het uitblijven van een reactie ervan uit mocht gaan dat Univé (en de verzekeringnemer) instemde met de opzegging. Uit dit vonnis blijkt dat van een beursmakelaar vanuit de gebruikelijke communicatienormen tussen professionele partijen, richting de assurantieadviseur het nemen van initiatief tot nader onderzoek mag worden verwacht en dat in situaties met hoge belangen mogelijk zelfs een plicht daartoe bestaat. De verzekeringnemer mag immers van de beursmakelaar verwachten dat deze zijn gerechtvaardigde belangen in acht neemt en daar naar handelt. In de geschetste omstandigheden betekent dat dus dat de beursmakelaar actief moet nagaan of de verzekeringnemer instemt met een verstrekkende stap zoals een opzegging.
Dit artikel is geschreven in samenwerking met Luuk Wassink.