Winkelketens hebben zwaar te lijden onder de digitale revolutie. Vooral in Nederland kiezen wij massaal voor internetverkoop. Dat is immers veel goedkoper en je zou een dief van je eigen portemonnee zijn als je dat zou laten lopen. Gevolg is omzetverlies in de plaatselijke winkelstraat.
Veel landelijke winkelketens hebben zich inmiddels genoodzaakt gezien faillissement aan te vragen. De aangewezen curator staat dan voor de keuze: winkels dicht of doordraaien in de hoop op een overname?
De winkels (en de magazijnen) liggen dan doorgaans nog vol met niet betaalde voorraad die, bij een rechtsgeldig bedongen eigendomsvoorbehoud, nog van de leverancier is. Hoe daarmee om te gaan?
Die vraag kwam aan de orde in een procedure tussen tussen de curatoren van Miss Etam en twee leveranciers. Op basis van goede verwachtingen op een overname besloten de curatoren om de winkels tijdens faillissement open te houden en de onder eigendomsvoorbehoud geleverde voorraad van de leveranciers te gaan verkopen. Daarbij gaven ze aan dat alle leveranciers 70% van de factuurwaarde op hun leveringen betaald zouden krijgen. Twee leveranciers waren het hier niet mee eens en stapten naar de rechter. Met succes.
In de eerste plaats overwoog de rechter dat een curator in deze situatie met het oog op het bereiken van een overname ervoor mag kiezen om de winkels open te houden en daarbij alle voorraad te verkopen, ook al is die voorraad van de leveranciers. Deze inbreuk op het eigendomsrecht van de leveranciers, is dan niet onrechtmatig. Wel moet de curator ervoor zorgen dat de rechten van de leverancier in dat geval voldoende gewaarborgd zijn. Door 70% van de factuurwaarde voor verrichte leveringen te vergoeden, was dat hier onvoldoende gebeurd volgens de rechter. De kosten die de leverancier had moeten maken om zijn voorraad op te halen, zouden in dit geval namelijk beduidend lager zijn geweest dan de 30% die in de boedel is achtergebleven. Door het handelen van de curatoren is de boedel ongerechtvaardigd verrijkt en hebben de leveranciers schade geleden. Het verschil tussen de niet ontvangen 30% en de kosten die de leveranciers zouden hebben moeten maken om de voorraad terug te krijgen, dienen de curatoren alsnog aan de leveranciers te betalen.
Daarmee staat ook vast dat door leveranciers in een faillissement te lijden schade niet gelijk staat aan het totaal aan uitstaande niet betaalde facturen.
Bovendien blijkt uit deze uitspraak nog maar weer eens dat het gerechtvaardigd is om in een faillissement eigenaren van zaken kosten in rekening te brengen om hun eigendomsrecht uit te oefenen. Het is immers bepaald onredelijk om de gezamenlijke schuldeisers voor die kosten te laten opdraaien.
Wilt u weten of een door de curator aangeboden regeling in uw geval door de beugel kan? Neem dan contact op, wij helpen u graag.