Bij het veranderen van werkgever kan een lagere aanspraak op partnerpensioen ontstaan. Bij partnerpensioen moet een onderscheid worden gemaakt tussen partnerpensioen op opbouwbasis en partnerpensioen op risicobasis. Bij partnerpensioen op opbouwbasis wordt een kapitaal opzij gezet voor een eventueel nabestaandenpensioen. Bij een partnerpensioen op risicobasis wordt niets opgebouwd. Op het moment dat de verzekering eindigt, zijn er in beginsel ook geen aanspraken meer.
Hierop bestaan twee uitzonderingen:
Indien de werknemer na het einde van de arbeidsovereenkomst een WW-uitkering ontvangt, blijft hij/zij ten behoeve van zijn/haar partner aanspraak houden op partnerpensioen gedurende de periode dat hij/zij een WW-uitkering ontvangt. Dit volgt uit de wet.
Indien de werknemer na het einde van de arbeidsovereenkomst arbeidsongeschikt blijft. De pensioenregeling, inclusief het nabestaandenpensioen, kan dan premievrij worden voortgezet. Dit volgt niet uit de wet, maar kan uit de polisvoorwaarden volgen.
In dienst van de nieuwe werkgever gaat de werknemer meestal weer deelnemen aan een pensioenregeling. Meestal is hier dan ook het partnerpensioen weer verzekerd op risicobasis. Het is niet vanzelfsprekend, dat dan weer een volledige aanspraak op het partnerpensioen bestaat.
De hoogte van een te verzekeren partnerpensioen op risicobasis zal afhankelijk zijn van de diensttijd die werknemer nog zal kunnen doorbrengen. De regeling bij de nieuwe werkgever zal niet vanzelf rekening houden met de diensttijd doorgebracht bij eerdere werkgevers. Bij een gelijkblijvend salaris kan de aanspraak op nabestaandenpensioen bijvoorbeeld halveren, indien een werknemer halverwege zijn carrière switcht van werkgever. Het nabestaandenpensioen verzekerd bij de eerste werkgever verdampt als het ware.
Dit kan overigens ook gebeuren als de werknemer een partnerpensioen op opbouwbasis heeft en de waarde van de pensioenaanspraken overdraagt aan een nieuwe uitvoerder. Indien deze nieuwe uitvoerder het partnerpensioen op risicobasis uitvoert, verdampt ook het opgebouwde partnerpensioen. Daarvoor komt dan het partnerpensioen op risicobasis in de plaats. Bij einde van het dienstverband bestaan dan geen aanspraken over het verleden ten aanzien van het partnerpensioen.
Voor de hiervoor omschreven waardeoverdracht dient de partner mee te tekenen. Voorlichting over voornoemde aspecten is echter meestal gebrekkig.
Een aantal oplossingen is denkbaar. De wet biedt werknemers de mogelijkheid een deel van het opgebouwde ouderdomspensioen uit te ruilen tegen nabestaandenpensioen. Het gebrek aan opbouw van nabestaandenpensioen wordt hierdoor alsnog gerepareerd. Het ouderdomspensioen zal hierdoor wel lager worden. De pensioenuitvoerder biedt deze mogelijkheid van uitruil aan op grond van de wet.
Een andere oplossing is om te bezien of de nieuwe werkgever respectievelijk de uitvoerder bereid is de dekking van het nabestaandenpensioen uit te breiden over de voorliggende dienstjaren.
Tot slot is het mogelijk als werknemer een aanvullende overlijdensrisicodekking af te sluiten. Fiscale facilitering ontbreekt dan echter vaak. Bovendien mogen dan gezondheidswaarborgen worden gevraagd.
Doet de werknemer niets, dan kan de nabestaande met lege handen komen te staan.