In de recente uitspraak van het Kifid van 30 mei 2017 (nr. 2017-332) heeft de geschillencommissie zich uitgelaten over hoe voorzichtigheidsclausules moeten worden uitgelegd.
De aanleiding vormde de claim die een consument had ingediend op grond van zijn doorlopende reisverzekering. Tijdens zijn skivakantie waren zijn jas, skibril, ski-helm en handschoenen uit een restaurant gestolen. De consument verzocht de verzekeraar om de schade te vergoeden. De consument had de spullen op de daarvoor bestemde plaats in het restaurant achtergelaten en was op ongeveer 10 meter afstand aan een tafeltje gaan zitten. Vanaf zijn tafel kon de consument de garderobe waar zijn spullen lagen in de gaten houden. Toch werden de spullen op een onbewaakt moment gestolen. De verzekeraar stelde zich op het standpunt dat de consument hiermee onvoldoende voorzichtigheid had betracht om de diefstal te voorkomen.
De daartoe in de verzekering opgenomen clausule luidde:
“Als u niet voorzichtig genoeg was en er daardoor iets met uw bagage of reisdocumenten gebeurde, vergoeden we dat niet. U moet alles doen om te voorkomen dat uw spullen worden gestolen, dat u ze kwijtraakt of dat ze beschadigd raken.”
De geschillencommissie wees de vordering echter toe en overwoog dat het een “normale voorzichtigheidsclausule” betrof. Voor een beroep op zo’n normale voorzichtigheidsclausule is een lichte mate van schuld onvoldoende, aldus het Kifid. In zo’n geval moet sprake zijn van een ernstige mate van schuld.
De feiten gaven onvoldoende aanleiding om een ernstige mate van schuld aan te nemen, aldus de geschillencommissie en dus werd de claim van de consument toegewezen.
Hoge Raad: onbedachtzaamheid onvoldoende
De geschillencommissie verwijst ter onderbouwing van haar maatstaf onder meer naar het arrest van de Hoge Raad van 11 januari 1991 (NJ 1991, 271). In dat arrest overwoog de Hoge Raad inderdaad dat een moment van onbedachtzaamheid onvoldoende is om een claim met een beroep op een normale voorzichtigheidsclausule af te wijzen. Of de Hoge Raad inderdaad heeft bedoeld dat in alle gevallen waar sprake is van lichte mate van verwijtbaarheid een verzekeraar geen beroep kan doen op de normale voorzichtigheidsclausule is echter niet duidelijk uit het arrest op te maken.
Andere lagere rechtspraak
In vergelijkbare lagere rechtspraak lijken rechters een andere maatstaf te hanteren, zoals bijvoorbeeld het Hof Amsterdam in zijn arrest uit 2005 (Hof Amsterdam 25 augustus 2005, ECLI:NL:GHAMS:2005:AU6411). In die zaak liet een vrouw een handtas in de auto liggen met het raam op een kier toen ze ging pinnen, waarna de handtas uit de auto werd gestolen. Ze had haar echtgenoot, die op de achterbank was blijven zitten, gevraagd om op te letten, maar die werd afgeleid – al dan niet toevallig – door een passant die de weg vroeg. Het Hof overwoog dat de diefstal niet was toe te schrijven aan een moment van onbedachtzaamheid of onoplettendheid, nu de vrouw passender maatregelen had kunnen en moeten treffen, mede vanwege de buitengewone waarde van de sieraden (€ 27.000,--). De maatstaf die het Hof toepast lijkt enigszins op de zogenaamde kelderluikcriteria (HR 5 november 1965, NJ 1966, 136).
Ook een visser wiens hengeluitrusting werd gestolen viste achter het net toen hij een beroep op zijn “non-stop-fishing” verzekering deed (ktg. Alkmaar 17 mei 2004, ECLI:NL:RBALK:2004:AP7366). De kantonrechter verweet de visser – bijgestaan door een zekere mr. Visser – vooral dat hij 15-30 minuten geen zicht op de spullen had gehouden. De spullen lagen twee meter achter hem terwijl hij zijn hengel uit peilde. Ook hij werd overigens gedurende die periode aangesproken door een toevallige passant. Of de visser meer dan een licht verwijt kan worden gemaakt, valt te bediscussiëren.
Er valt dan ook voor de maatstaf van de geschillencommissie wel wat te zeggen. Achteraf is het immers makkelijk om aan te geven hoe een diefstal had kunnen worden voorkomen. Als een hierop gebaseerd licht verwijt voldoende is om dekking te weigeren, lijkt er weinig dekking meer over te blijven.
Voor de volledige uitspraak lees hier.