De naam zegt het al: een kort geding gaat snel. Daar staat tegenover dat de rechter een beslissing neemt op basis van een voorlopig oordeel. Dat betekent dat de rechter in een gewone procedure (bodemprocedure) niet is gebonden aan dat voorlopig oordeel en vrij is anders te beslissen. Meestal leggen partijen zich neer bij het oordeel in kort geding, omdat zij geen zin hebben in een langdurige en kostbare bodemprocedure. Maar het hoeft niet. Oordeelt de bodemrechter anders, dan kan dat grote financiële gevolgen hebben.
Wie het laatst lacht, lacht het best
Krijgt de verliezer in kort geding later alsnog gelijk in een bodemprocedure, dan heeft de winnaar van het kort geding onrechtmatig gehandeld door nakoming van die uitspraak te verlangen. Executie van een uitspraak in kort geding is dus geheel voor eigen risico (1). De winnaar weet immers dat het slechts een voorlopig oordeel betreft. Hij moet dan de schade van de verliezer vergoeden die het gevolg is van het afdwingen van de uitspraak in kort geding. Er zijn echter uitzonderingen.
(1) HR 16 november 1984, NJ 1985/547 (Ciba Geiby/Voorbraak)
Dwangsom
Bij een veroordeling in kort geding wordt vaak een dwangsom (een soort geldboete) opgelegd om te zorgen dat de verliezer zich aan het vonnis houdt. Bij overtreding verbeurt de verliezer de dwangsom en moet hij het betreffende bedrag aan de winnaar betalen. De Hoge Raad heeft in hetzelfde arrest in 1984 (2) beslist dat eenmaal verbeurde dwangsommen niet in een bodemprocedure kunnen worden teruggevorderd. Verbeurd blijft verbeurd. Anders zou een rechterlijke uitspraak te weinig gezag hebben en de verliezer er op kunnen gokken dat hij in een bodemprocedure alsnog gelijk krijgt. Let wel: als een vonnis in kort geding wordt vernietigd in verzet, hoger beroep of cassatie vervalt het recht op een dwangsom wel met terugwerkende kracht. Ook die uitspraken zijn echter gebaseerd op een voorlopig oordeel dat de bodemrechter niet bindt.
(2) herhaald in HR 22 december 1989, NJ 1990/434 (Kempkes/Samson)
Proceskosten
Als in een bodemprocedure anders wordt beslist is een uitspraak in kort geding niet meer geldig (3). De verliezer van een kort geding moet meestal een vergoeding voor de proceskosten betalen aan de winnaar. Maar wat als de verliezer later in een bodemprocedure alsnog gelijk krijgt? Heeft hij dan recht op terugbetaling van die proceskosten?
Hier botsen twee principes:
- Een uitspraak van de rechter kan alleen maar ongedaan worden gemaakt door met succes een ‘rechtsmiddel’ aan te wenden, zoals verzet, hoger beroep of beroep in cassatie.
- Alleen de uitspraak in de bodemprocedure is bindend tussen partijen.
Het gerechtshof Amsterdam heeft de knoop doorgehakt (4). Het is een van de vele uitspraken in het faillissement van Zalco, een grote aluminiumfabriek in Zeeland. Glecore, de leverancier van de grondstof aluinaarde, had een pandrecht op het door Zalco geproduceerde aluminium. De curatoren hadden de productie echter noodgedwongen stilgelegd vanwege de torenhoge energiekosten (per dag werd voor een half miljoen euro aan elektriciteit verbruikt). Daarbij was het aluminium in de meeste ovens gestold en muurvast komen te zitten. Andere partijen stelden dat het aluminium bestanddeel van de ovens was geworden en het pandrecht niet meer bestond. Op basis daarvan werd Glencore in kort geding verboden het (los te bikken) aluminium te veilen. Het hof in de bodemprocedure oordeelde echter anders en Glencore kreeg recht op schadevergoeding. De vordering tot terugbetaling van de proceskosten van het kort geding werd echter afgewezen. Het hof gaf voorrang aan het eerste principe: een vonnis kan alleen door middel van een rechtsmiddel ongedaan worden gemaakt.
Aan een kort geding zitten dus de nodige haken en ogen. Wij adviseren u in voorkomend geval graag over de kansen en de risico’s.
(3) HR 15 mei 1998, NJ 1999/569 (AVI/Coöp. Tuinbouwaankoopvereniging)
(4) Gerechtshof Amsterdam 16 oktober 2018, JOR 2018/319 met noot E.M. Loesberg