Op 16 januari 2020 is een Kamerbrief verschenen van de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Tamara van Ark. In deze brief pleit zij voor een verruiming van de mogelijkheden voor de werkgever tot het afnemen van alcohol- en drugstesten op de werkvloer. Deze actie ondernam Van Ark naar aanleiding van een nieuwsbericht van de Autoriteit Persoonsgegevens op 15 maart 2019. In dit bericht neemt de Autoriteit Persoonsgegevens het standpunt in dat werkgevers alcohol- en drugstesten alleen mogen uitvoeren indien daar specifieke wetgeving voor bestaat.
Tot op heden is die specifieke wetgeving erg minimaal en bestaat die alleen in het kader van een strafrechtelijke aanpak. In dat kader kunnen deelnemers aan het wegverkeer, treinmachinisten, boordpersoneel van vliegtuigen en schippers worden onderworpen aan alcohol- en drugstesten. Bevoegde opsporingsambtenaren nemen dergelijke testen af. Veel werkgevers kunnen geen gebruik maken van deze specifieke wetgeving en zijn zeer beperkt in hun mogelijkheden tot het afnemen van alcohol- en drugstesten bij hun werknemers. Om die reden doet Van Ark in haar kamerbrief van 16 januari 2020 het volgende voorstel voor nieuwe wetgeving ter verruiming van de specifieke wetgeving:
1. Mogelijk maken van alcohol- en drugstesten voor ondernemingen waarop het Besluit risico’s zware ongevallen 2015 (Brzo) van toepassing is, met name voor de functies waarbij de veiligheid cruciaal is;
2. Wettelijke grondslag voor alcohol- en drugstesten in specifieke situaties met een groot veiligheidsrisico;
3. Verder versterken van de aanpak tegen alcohol en drugs binnen ondernemingen.
De huidige status quo
In de arbeidsrechtelijke praktijk was voor het afnemen van alcohol- en drugstesten op de werkvloer vaak het uitgangspunt dat een afweging werd gemaakt tussen de bedrijfsbelangen van de werkgever en het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de werknemer (privacy). Volgens het Ministerie van Sociale zaken en Werkgelegenheid bood de wetgeving met betrekking tot goed werkgeverschap en goed werknemerschap voldoende mogelijkheden voor de werkgever om een effectief alcohol- en drugsbeleid op te stellen.
Op die manier leek enerzijds de privacy van werknemers op een goede manier gewaarborgd. Anderzijds had de werkgever speelruimte om in te grijpen in bepaalde risicovolle situaties. Toch heeft de Autoriteit Persoonsgegevens met haar statement van 15 maart 2019 specifieke wetgeving voor het afnemen van alcohol- en drugstesten op de werkvloer noodzakelijk geacht. Daarmee is een bom onder de huidige status quo gelegd. De mogelijke gevolgen van deze nieuwe wetgeving voor de werkgevers en de werknemers bespreek ik hieronder.
Voordelig voor de werkgever
Na het nieuwsbericht van de Autoriteit Persoonsgegevens van 15 maart 2019 heeft de werkgever nog maar weinig tot geen mogelijkheden om alcohol- en/of drugstesten af te nemen bij werknemers. Zelfs niet in risicovolle situaties. Het voorstel van Van Ark tot aanpassing van de regelgeving zorgt ervoor dat een werkgever weer wat speelruimte heeft tot het afnemen van alcohol- en drugstesten, waardoor zij hun alcohol- en drugsbeleid effectief vorm kunnen geven.
Indien het voorstel daadwerkelijk leidt tot het invoeren van een nieuwe wet, dan wordt er op grond van artikel 88 Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) jo. artikel 30 Uitvoeringswet AVG, een wettelijke uitzondering gemaakt voor het afnemen van alcohol- en drugstesten. De werkgever kan zich daarop beroepen wanneer deze uitzondering in zijn onderneming van toepassing is. Dit houdt in dat een werkgever minder afhankelijk is van vrijwillige medewerking van werknemers en in bepaalde situaties medewerking van werknemers kan afdwingen.
Nadelig voor de werknemer
In artikel 8 EVRM en artikel 10 van de Grondwet is het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer (privacy) vastgelegd. Beperking van dit grondrecht is toegestaan, indien dit is vastgelegd in een wet. Aangezien bij het afnemen van alcohol- en drugstesten bijzondere persoonsgegevens worden verwerkt, is het tijdens werktijd controleren op het gebruik van alcohol en drugs op grond van de AVG alleen toegestaan als daarvoor een wettelijke grondslag bestaat.
Nu zo’n grondslag is voorgesteld door Van Ark, impliceert dit een wettelijke verruiming van verwerking van de persoonsgegevens door de werkgever en een wettelijke inperking van het recht op privacy van de werknemer. Een werknemer mag een drugs- en/of alcoholtest dan niet meer weigeren en is verplicht om medewerking hieraan te verlenen. Indien de werknemer dit niet doet, kan de werkgever daar in het alcohol- en drugsbeleid (arbeidsrechtelijke) consequenties aan verbinden.
De komende periode…
Voorlopig is het wachten op de uitwerking van het voorstel van Van Ark en of dit daadwerkelijk leidt tot een verruiming van de mogelijkheden voor werkgevers om een effectief alcohol- en drugsbeleid te hanteren. Voor veel werkgevers is het in ieder geval een voorstel dat welkom is.
Vragen?
Heeft u vragen over uw alcohol- en drugsbeleid op de werkvloer of wenst u dit beleid op te stellen dan wel aan te scherpen? Neem dan contact op met een van onze advocaten. Wij helpen u graag verder.