In de blog van 6 oktober 2022 hebben collega’s een uitspraak van een Limburgse kantonrechter besproken. Deze ging over het inschakelen door een werkgever van een bedrijfsrecherchebureau. In de toen behandelde uitspraak werd dat inschakelen door de kantonrechter als onrechtmatig beoordeeld. Het daarmee verkregen bewijs mocht niet gebruikt worden. Echter de kantonrechter Midden-Nederland heeft zich onlangs opnieuw over deze vraag moeten buigen. Inn dit werd geval geoordeeld dat dit bewijs wel rechtmatig is verkregen. Wat is het verschil tussen beide zaken, waardoor de beide rechters anders oordelen?
Wat was er aan de hand?
In deze nieuwe casus had een monteur zich ziek gemeld. Deze monteur kon door zijn klachten en beperkte kennis geen werkzaamheden meer verrichten voor het installatiebedrijf waar hij in dienst was. Echter via andere medewerkers bleek dat de monteur in zijn privéleven wél prima kon autorijden, lopen, tillen, dragen en knielen. Toen ging de werkgever twijfelen aan de beweringen van de monteur. De werkgever vreesde dat monteur in lijn met zijn eerdere uitlatingen opnieuw zou liegen over zijn beperkingen. Daarom heeft de werkgever een recherchebureau ingeschakeld. De video-opnames die door dit bureau zijn gemaakt, bewijzen inderdaad dat de monteur wel kon klussen in zijn nieuwe huis. Het ontslag op staande voet hield bij de kantonrechter Midden-Nederland stand. Waarom zijn de beelden van het recherchebureau dit keer wel rechtmatig verkregen?
Wanneer is het wel toegestaan om een detectivebureau in te schakelen?
De regels en omstandigheden om die vraag te beantwoorden zijn in de vorige blog uitvoerig besproken. In de Limburgse zaak uit de vorige blog liep het volgens de rechter al snel stuk. Dat kwam door de redenen die aangevoerd waren om als werkgever een detectivebureau in te schakelen. In dat geval was er slechts sprake van enkele geruchten. De werknemer voerde verschillende argumenten aan waarom hij meer informatie over de betrouwbaarheid van deze geruchten wilde. De werkgever besloot om ze anoniem te houden en verder niets te verklaren. In het geval van de monteur in de recente casus had een andere werknemer hem zien rijden. Op grond daarvan heeft de werkgever iemand langs het huis van de monteur gestuurd. Die heeft gezien dat de monteur thuis aan het klussen was. Deze feiten geven een goede grondslag voor het starten van een dergelijk onderzoek.
Daarnaast heeft de Limburgse kantonrechter geoordeeld dat er een minder ingrijpende oplossing mogelijk was. Deze rechter suggereerde om in dat geval een gesprek met de werknemer aan te gaan en hem te confronteren met de geruchten van de collega’s. In de recente zaak van de monteur was dat volgens de rechter geen optie. Deze rechter oordeelt dat er geen lichter middel beschikbaar was om eenzelfde resultaat te bereiken. Omdat de monteur waarschijnlijk opnieuw zou liegen, was het aangaan van een gesprek niet geschikter. Daarnaast is het aannemelijk dat de werkgever de monteur niet op zijn woord zou geloven. Dat komt door de eerdere leugenachtige houding en de sterke aanwijzingen die de werkgever voor het tegendeel had.
Advies: zorg voor een gedegen afweging
Dit zijn dus twee duidelijke voorbeelden van hoe verschillend rechters kunnen oordelen. Het gaat om dezelfde vraag: of het al dan niet toegestaan is om een detectivebureau in te schakelen. De gevolgen van een verkeerde afweging kunnen dan echter groot zijn. Het vereist dan ook een gedegen afweging voordat u als werkgever de stap zet om een dergelijk bureau in te schakelen. Voor een gedegen afweging zijn de arbeidsrechtadvocaten van JPR Advocaten u uiteraard graag van dienst.