(Dit artikel is gepubliceerd in Kijk op Oost Nederland, nummer 220, 2015).
De huidige faillissementswet is al meer dan 100 jaar oud. Hoog tijd voor een grondige facelift, zou je kunnen zeggen. Toch is het in al die tijd gebleven bij wat oppervlakkige aanpassingen. Of, om in de beeldspraak te blijven, hier en daar een botox-behandeling. De meest in het oog springende wijziging betreft in feite de invoering van de wettelijke schuldsaneringsregeling voor natuurlijke personen. Dit lost voor natuurlijke personen het probleem op dat schuldeisers na opheffing van het faillissement tot in lengte van jaren hun schuldenaar kunnen blijven achtervolgen om voldoening van hun onbetaald gebleven vordering te krijgen. De schone lei maakt hier, mits de schuldenaar aan strenge eisen voldoet, een einde aan. Wat resteert is dan een zogenaamde natuurlijke verbintenis. Dat betekent dat betaling niet meer kan worden afgedwongen, maar dat een eventuele betaling niet als onverschuldigd betaald kan worden teruggevorderd.
Dat de wet in grote lijnen nog steeds hetzelfde is als ruim 100 jaar geleden, lijkt misschien curieus. Niettemin voldoet de wet in grote lijnen nog steeds aan het doel: het te gelde maken van het vermogen van de failliet ten behoeve van de gezamenlijke schuldeisers. Verdeling geschiedt dan door de curator volgens het wettelijke systeem van preferenties. De rechter-commissaris houdt hier toezicht op.
Een belangrijk gemis in de faillissementswet is gelegen in de regeling van de surseance van betaling (ook wel uitstel van betaling genoemd). De surseance-regeling zou de ondernemer de gelegenheid moeten bieden om samen met een bewindvoerder, die door de rechtbank wordt aangesteld, orde op zaken te stellen met als doel om op termijn genoegdoening te geven aan de schuldeisers. In de regel is het, zeker in het huidige economische klimaat, noodzakelijk om het personeelsbestand in te krimpen en aan te passen aan de orderportefeuille. Naast het vaak voorkomende gebrek aan liquide middelen om de lopende verplichtingen te blijven voldoen, is dat bij de huidige regelgeving vaak een reden om op vrij korte termijn alsnog de surseance om te laten zetten in een faillissement. Door de specialisatievereniging van Insolventierechtadvocaten (INSOLAD) is een voorstel opgesteld waarin de surseance-regeling meer dan nu het geval is, zou moeten leiden tot een gecontroleerd reorganisatie-instrument, waarbij een faillissement zou kunnen worden voorkomen.
Daarnaast liggen vanuit de wetgever voorstellen voor om de pre-pack (de “voorgekookte” doorstart) te voorzien van een wettelijke basis en daarnaast om het mogelijk te maken om akkoord met de schuldeisers buitengerechtelijk te laten vaststellen. Dit laatste is op dit moment nog maar bij hoge uitzondering haalbaar.
Er wordt wel gewerkt aan de schoonheidsbehandeling van onze oude faillissementswet, maar snel gaat het niet. We moeten vooralsnog roeien met de riemen die we hebben.
Schoonheidsbehandeling van het faillissementsrecht
Tian Herstel
Gerelateerde berichten
Arbeidsrecht
27 december 2024
Arbeidsrechtelijk Nederland: tweede halfjaar van 2024 in vogelvlucht
We zitten inmiddels bijna aan het einde van 2024, een mooi moment om terug te blikken op het afgelopen half jaar in het...
Erfrecht
18 december 2024
Moord en doodslag en het erfrecht
Het wetboek van erfrecht bevat maar liefst 680 bepalingen. De wetgever heeft aan veel situaties gedacht. Ook aan de...
Huurrecht
11 december 2024
Hoge Raad geeft verhuurders duidelijkheid: huurprijswijzigingsbeding niet oneerlijk
Het hield de gemoederen in de vastgoedwereld bezig de laatste maanden: de vraag of een huurprijswijzigingsbeding dat...
Meld je aan voor onze nieuwsbrief
Ontvang als eerste alle relevante juridische ontwikkelingen.