Artikel 7:673 lid 7 bepaalt dat geen transitievergoeding verschuldigd is bij een ontslag van een werknemer die de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt.
Inleiding
In een procedure bij de rechtbank Midden-Nederland verzocht een werknemer die was ontslagen na het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd toekenning van een transitievergoeding. De werknemer stelde zich – kort gezegd – op het standpunt dat sprake was van verboden leeftijdsonderscheid.
Prejudiciële vragen
De kantonrechter heeft de zaak voorgelegd aan de Hoge Raad in de vorm van een prejudiciële vragen. Op 20 april 2018 heeft de Hoge Raad antwoord gegeven op deze prejudiciële vragen van de rechtbank Midden-Nederland.
Aan de orde was concreet de vraag of art 7:673 lid 7 aanhef en onder b BW verboden discriminatie oplevert in de zin van Richtlijn 2000/78/EG tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in Arbeid en Beroep.
Vaststaat dat artikel 7:763 lid 7 een direct op leeftijd gegrond verschil in behandeling meebrengt en derhalve sprake is van directe discriminatie, zoals bedoeld in de richtlijn.
Uitzonderingen op verbod directe discriminatie op grond van leeftijd
De richtlijn kent echter uitzonderingsgronden. Discriminatie op grond van leeftijd is niet verboden indien zij een hoger doel dient. Sprake moet dan zijn van in het kader van de nationale wetgeving objectieve en redelijke rechtvaardiging door een legitiem doel, waarbij de middelen passend en noodzakelijk zijn. Lidstaten hebben daarbij een ruime beoordelingsvrijheid.
Doel transitievergoeding
De transitievergoeding is bedoeld om in levensonderhoud te voorzien in de transitie naar een andere baan. Het compenseert voor de gevolgen van het ontslag vanuit het perspectief dat werknemer in de toekomst nog arbeid dient te verrichten. De transitievergoeding kan worden gezien als een invulling van de zorgplicht van de werkgever. Die zorgplicht strekt zich niet uit tot werknemers die voor inkomen niet langer zijn aangewezen op arbeid.
Rechtvaardiging uitsluiting recht op transitievergoeding
De uitsluiting van de transitievergoeding voor AOW-ers voorkomt dat vergoeding toekomt aan personen waarvoor de vergoeding niet is bedoeld. Het is volgens de Hoge Raad passend en noodzakelijk voor het nagestreefde doel. De uitsluiting gaat ook niet verder dan strikt noodzakelijk. Het betreft een bewuste keuze van de wetgever en maakt onderdeel uit het stelsel van het nieuwe ontslagrecht als geheel, waarbij onderscheidenlijke belangen zijn afgewogen.
In het arrest gaat de Hoge Raad nog in op de situatie dat niet iedereen een volledige AOW-uitkering heeft opgebouwd. Tussen de opbouw van AOW en het verrichten van arbeid bestaat echter geen verband. Bovendien geldt voor deze groep andere inkomensvoorzieningen. Omdat de wetgever beoordelingsvrijheid heeft en de belangen heeft afgewogen worden de belangen van werknemers die de AOW-leeftijd hebben bereikt niet buitensporig aangetast door hen uit te sluiten van het recht op een transitievergoeding.
Praktische uitvoerbaarheid is een erkend belang
De Hoge Raad wijdt tot slot nog een overweging aan de praktische uitvoerbaarheid van het ontslagrecht. Het toch toekennen van het recht op een transitievergoeding indien geen volledige recht bestaat op AOW (en men toch is aangewezen op werk voor inkomen) past niet daarbinnen. Praktische uitvoerbaarheid is een door het HvJEU gewezen rechtspraak erkend belang.
Kortom, AOW-gerechtigden hebben geen recht op transitievergoeding.