Recent heeft de Hoge Raad (Hoge Raad, 26-01-2018, ECLI:NL:HR:2018:108) een interessante uitspraak gedaan over de reikwijdte van de verjaring in een letselschadezaak, waarin aansprakelijkheid door de verzekeraar van de werkgever weliswaar was erkend, maar de schaderegeling na betaling van een tweetal voorschotten in het slop was geraakt.
Kan de werkgever zich dan in een later stadium met een beroep op verjaring verweren tegen een vordering tot schadevergoeding?
Ja, dat kan volgens de kantonrechter en het Hof. Art 3:318 bepaalt dat erkenning van aansprakelijkheid in beginsel alleen door de schuldenaar kan worden gedaan. Dat kan anders liggen als de schuldeiser, in dit geval werknemer, een ander, bijvoorbeeld een verzekeraar, mag beschouwen als vertegenwoordiger van de schuldenaar bij de beoordeling en beslissing van zijn aansprakelijkheid.
Volgens kantonrechter en Hof had de werknemer onvoldoende onderbouwd dat hij de verzekeraar als vertegenwoordiger van de werkgever mocht beschouwen.
Nee, dat kan niet, aldus De Hoge Raad. Ook een vertegenwoordiger kan de verjaring stuiten door erkenning (Hoge Raad, 13 december 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE9243, NJ 2003/212). Als een verzekeraar in dit geval al niet op grond van de polisvoorwaarden (ook) bij de schadeafwikkeling optreedt als vertegenwoordiger van de verzekerde, geldt – behoudens bijvoorbeeld andersluidende mededeling van de verzekeraar of de verzekerde – in elk geval als uitgangspunt dat de benadeelde op een zodanige vertegenwoordigingsbevoegdheid mag vertrouwen (vgl. Hoge Raad, 3 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:142, NJ 2017/78 en HR 14 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1356, NJ 2017/326).
Voor het volledige arrest lees hier.