Begin dit jaar is de Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen aangenomen. In deze wet worden 3 afspraken uit het pensioenakkoord uitgewerkt. Deze blog gaat over één van deze 3 onderwerpen: de RVU.
De invoering van deze wet biedt werkgever en werknemer met ingang van 1 januari 2021 meer ruimte voor afspraken om eerder te stoppen met werken. Met deze wet wordt de invoering van een RVU-heffing in 2005 gedeeltelijk teruggedraaid. Door de invoering van de ‘tijdelijke drempelvrijstelling RVU-heffing’, zijn werkgevers niet meer verplicht in alle gevallen een extra belastingheffing van 52% over de regeling te betalen. Deze vrijstelling kan partijen net dat extra zetje geven om de (zware) periode tot aan de AOW-gerechtigde leeftijd (financieel) te overbruggen. Gezond de eindstreep halen noemt de wetgever dit. Hieronder leest u hoe dit precies zit.
Wat is de RVU(-heffing)?
Een RVU is een (ontslag)regeling die (nagenoeg) uitsluitend als doel heeft om werknemer te voorzien in een financiële overbrugging tot de ingangsdatum van de AOW-leeftijd. Zo’n regeling was erg populair, wat tot gevolg had dat de arbeidsparticipatie afnam en daarmee het financieel draagvlak voor de collectieve voorzieningen fors achteruitging. Dit heeft ertoe geleid dat de overheid in 2005 de zogenoemde RVU-heffing heeft ingevoerd. Indien een ontslagregeling kwalificeert als een RVU, moet de werkgever over die regeling een heffing van 52% betalen aan de fiscus. Daardoor wordt de regeling voor de werkgever financieel erg onaantrekkelijk.
Wanneer is er sprake van een RVU?
Allereerst wordt er voor deze beoordeling gekeken naar de objectieve voorwaarden van de regeling. Oftewel: wat is het doel van de regeling. Is de regeling uitsluitend voor een werknemer boven een bepaalde leeftijd en is de leeftijd een doorslaggevend criterium om voor de regeling in aanmerking te komen? Dan is er doorgaans sprake van een leeftijd gerelateerd ontslag en dat is een belangrijke aanwijzing dat er sprake is van een RVU. Men noemt dit ook wel de kwalitatieve toets.
Ook dient er voor de beoordeling gekeken te worden naar de objectieve kenmerken van de regeling. Daarvoor moet beoordeeld worden of de regeling van een dusdanige omvang is, dat de werknemer feitelijk in staat wordt gesteld om te overbruggen naar de AOW-leeftijd. De fiscus hanteert voor deze beoordeling de zogenoemde ’70%-toets’. Dit wordt ook wel de kwantitatieve toets genoemd.
Wat nu als de regeling kwalificeert als een RVU?
Wordt aan de hand voor voornoemde criteria een ontslagregeling gekwalificeerd als een RVU, dan kan er per 1 januari 2021 gebruik worden gemaakt van een tijdelijke versoepeling. Dit heet de tijdelijke drempelvrijstelling RVU-heffing, waardoor een werkgever over (een deel van) de uitkering geen heffing van 52% verschuldigd is. De tijdelijke versoepeling van de RVU-heffing heeft tot doel de werknemers die overvallen zijn door de versnelde verhoging van de AOW-leeftijd (en die niet in staat zijn gezond de AOW-leeftijd te bereiken) de mogelijkheid te bieden alsnog vervroegd uit te treden.
Tijdelijke drempelvrijstelling RVU-heffing
De drempelvrijstelling kent wel een aantal voorwaarden. Zo is de vrijstelling uitsluitend van toepassing op uitkeringen die plaatsvinden in de periode vanaf 36 maanden voorafgaand aan de AOW-leeftijd van een werknemer. Verder is de vrijstelling gemaximeerd tot een bedrag van € 1.847,-- bruto per maand. De uitkering kan op maandelijkse basis worden uitgekeerd, maar ook als (ontslag)vergoeding ineens (ter hoogte van 36 x € 1.847,-- = € 66.492,-- bruto). Tenslotte is de vrijstelling – zoals de naam het al aangeeft – een tijdelijke regeling en geldt alleen voor RVU-uitkeringen die overeengekomen worden in de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2025.
Voor de praktijk
Vanwege de versnelde verhoging van de AOW-leeftijd is een groep werknemers niet (goed) in staat om gezond werkend de AOW-leeftijd te halen. Dit geldt vooral voor werknemers met een ‘zwaar’ beroep. Door de invoering van de tijdelijke drempelvrijstelling RVU-heffing is het voor u als werkgever mogelijk om mee te werken aan de noodzaak of de wens van werknemers om eerder dan de AOW-leeftijd met pensioen te gaan, zonder dat u als werkgever een extra belastingheffing verschuldigd bent.
Dit biedt mogelijkheden, maar tegelijkertijd luistert de regelgeving en de toepassing daarvan erg nauw. Het is daarom raadzaam om advies in te winnen van een deskundige. De arbeidsrechtadvocaten van JPR helpen u hier graag bij.