De wet schrijft voor (artikel 7:670b BW) dat een beëindigingsovereenkomst alleen geldig is als deze schriftelijk is aangegaan. Maar betekent dit dat de overeenkomst ook daadwerkelijk moet zijn ondertekend? De kantonrechter in Bergen op Zoom heeft zich daar in een recente uitspraak (ECLI:NL:RBZWB:2023:5566) over uitgelaten. In dit artikel vertellen we je er meer over.
Wat speelde er?
Een zorginstelling wenst de arbeidsovereenkomst met een werknemer te beëindigen vanwege ontoelaatbaar gedrag richting patiënten. Daar waren al meerdere waarschuwingen aan vooraf gegaan. De ingeschakelde gemachtigden van de werknemer en de zorginstelling overleggen over een beëindigingsovereenkomst in de vorm van een vaststellingsovereenkomst (VSO). Zij bereiken, behalve over de einddatum, overeenstemming. De gemachtigde van de werknemer stuurt op 29 juli 2022 een mail aan de gemachtigde van de zorginstelling. De mail bevat een voorstel voor een einddatum en de zin “Graag hoor ik zo mogelijk vandaag nog of u op basis van het vorenstaande de vaststellingsovereenkomst kunt uitwerken?”. De gemachtigde van de zorginstelling bevestigt dat de voorgestelde einddatum akkoord is en de VSO uitgewerkt zal worden. De VSO wordt op 9 augustus 2022 aan de gemachtigde van de werknemer gestuurd. Op 25 augustus 2022 geeft de laatste echter aan dat werknemer niet tot ondertekening van de VSO over zal gaan.
Hoe oordeelt de kantonrechter?
De kantonrechter oordeelt dat partijen over de laatste kwestie die ze verdeeld hield, de einddatum, op 1 augustus 2022 overeenstemming hebben bereikt. Nu de voorwaarden om tot een beëindiging te komen via mail waren vastgelegd, was de kantonrechter van oordeel dat aan het vereiste van een schriftelijke beëindigingsovereenkomst (artikel 7:670b BW) is voldaan. Naar het oordeel van de kantonrechter was het ondertekenen slechts nog een formaliteit, die niet aan de rechtsgeldigheid van de vaststellingsovereenkomst in de weg staat. Daarnaast overweegt de kantonrechter dat waar op 1 augustus 2022 overeenstemming is bereikt, ook toen de bedenktermijn is gaan lopen. Deze was dus op 25 augustus 2022 al verstreken. Een ontbinding kon toen niet meer (tijdig) plaatsvinden.
Wat is hieruit te leren?
Niet altijd wordt er een handtekening vereist om aan het vereiste van een schriftelijke overeenkomst te voldoen. Als de overeenstemming over de essentialia van de beëindigingsovereenkomst in gewisselde mail vastligt, kan dat voldoende zijn. Om dat te voorkomen, kan bij onderhandelingen een uitdrukkelijk voorbehoud gemaakt worden dat er eerst overeenstemming is als dat ook door een handtekening is bezegeld. Het is de vraag of een dergelijk voorbehoud in onderhandelingen wenselijk is (of niet). Daarvoor moet een goede afweging gemaakt worden. De arbeidsrechtspecialisten van JPR advocaten helpen je daar graag mee.