Op 11 maart 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam een nieuwe uitspraak gedaan over de kwalificatie van de arbeidsovereenkomst: is er sprake van een overeenkomst van opdracht of een arbeidsovereenkomst? In deze blog nemen we jullie mee langs de relevante feiten en de afweging die de Rechtbank Rotterdam in deze zaak heeft gemaakt.
De zaak: feiten
In deze zaak was de werkende van 1 juli 2024 tot 5 oktober 2024 werkzaam als bedrijfsleider voor Outdoor Alpine in het restaurant De Pannekoekenhut. Alpine betichtte de werkende ervan dat hij geld had weggenomen, stuurde hem per direct weg en bevestigde per e-mail dat de samenwerking per direct was beëindigd.
De werkende is het niet eens met de gang van zaken en stelt zich op het standpunt dat sprake is van een arbeidsovereenkomst. Hij vordert een transitievergoeding, een vergoeding wegens onregelmatige opzegging en een billijke vergoeding.
Het afwegingskader
In de vorige blog bespraken we al het verschil tussen een overeenkomst van opdracht en een arbeidsovereenkomst. De vraag of sprake is van een arbeidsovereenkomst hangt af van de feitelijke afspraken tussen partijen. De Hoge Raad oordeelde dat hierbij niet alleen de contracttekst leidend is, maar ook wat partijen redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (de Haviltex-maatstaf).
Als de afspraken voldoen aan de wettelijke kenmerken van een arbeidsovereenkomst, dan is er sprake van een arbeidsovereenkomst – ongeacht wat partijen daarbij bedoelden.
Alle omstandigheden van het geval moeten worden meegewogen, waaronder:
- de aard en duur van de werkzaamheden;
- de manier waarop werktijden en werkzaamheden worden bepaald;
- de mate van inbedding in de organisatie;
- de verplichting om het werk persoonlijk uit te voeren;
- hoe de overeenkomst tot stand is gekomen;
- de manier waarop de beloning wordt bepaald en uitbetaald;
- de hoogte van de beloning;
- of degene die werkt commercieel risico loopt;
- en of deze zich economisch als ondernemer gedraagt of kan gedragen.
In de uitspraak van de Rechtbank Rotterdam worden al deze omstandigheden doorlopen.
De aard en duur van de werkzaamheden
De werkende werkte van 1 juli 2024 tot 5 oktober 2024 als bedrijfsleider, gemiddeld 38 uur per week. Hij voerde deels dezelfde taken uit als andere medewerkers, zoals kassawerkzaamheden, maar had daarnaast extra verantwoordelijkheden, zoals het inwerken van nieuwe medewerkers en het vernieuwen van de onderneming. Hij werkte doorgaans drie tot vier dagen per week, terwijl anderen één of twee dagen werkten.
Er lag een ‘overeenkomst van opdracht’ voor een jaar, alleen ondertekend door Outdoor Alpine. De werkende tekende deze niet omdat er geen vast aantal uren in stond, maar begon wel met de werkzaamheden. De kantonrechter concludeert daarom dat de samenwerking in principe voor een jaar was bedoeld. Echter, de aard van de werkzaamheden en de duur van de samenwerking geven geen duidelijke aanwijzing of sprake was van een overeenkomst van opdracht of een arbeidsovereenkomst.
De wijze waarop de werkzaamheden en werktijden worden bepaald
De werkende gaf aan dat zijn werktijden, afgestemd op de openingstijden van het restaurant, door Outdoor Alpine werden bepaald. Daarnaast werd hij onder druk gezet om zijn taken steeds verder uit te breiden en kreeg hij gedetailleerde instructies over zijn werkzaamheden en hoe hij deze moest uitvoeren.
Uit correspondentie (bijlage 3) blijkt dat er een richtlijn was afgesproken waarbij de werkende 36 tot 40 uur per week zou werken. Dit wijst op het bestaan van een arbeidsovereenkomst. Het feit dat Outdoor Alpine de werkende op 2 september 2024 ‘SMART-doelen’ oplegde – waarin alleen doelen en subdoelen stonden zonder gedetailleerde uitwerking – verandert dit oordeel niet. Aangezien de samenwerking al drie maanden duurde, vindt de kantonrechter dat deze doelen alsnog als specifieke instructies kunnen worden gezien.
De inbedding van het werk in de organisatie
De werkende stelt dat zijn functie volledig was ingebed in de organisatie van Outdoor Alpine: hij verrichtte kernwerkzaamheden, werkte samen met collega’s met vergelijkbare taken, droeg bedrijfskleding en zijn functie werd bij afwezigheid overgenomen door een collega in loondienst.
Outdoor Alpine benadrukt dat hij daarnaast leidinggevende taken had, zelfstandig doelen moest realiseren en niet altijd bedrijfskleding droeg.
Beide partijen erkennen deels overlap in werkzaamheden. Dit wijst op organisatorische inbedding, een aanwijzing voor een arbeidsovereenkomst. Tegelijkertijd was de werkende niet gebonden aan interne regelingen zoals verlof of functioneringsgesprekken, wat daar juist tegen pleit.
/Marjolein%20Meijer.png?width=1080&height=1080&name=Marjolein%20Meijer.png)
Meer weten over de Wet DBA?
Wil je meer weten over het juist en duidelijk opstellen van een arbeidsovereenkomst? Marjolein denkt graag met je mee.
De verplichting het werk persoonlijk uit te voeren
De werkende stelt dat hij de arbeid persoonlijk moest verrichten en zich niet mocht laten vervangen. Outdoor Alpine ontkent dat hierover afspraken zijn gemaakt; de overeenkomst bevat hierover ook geen bepaling.
Volgens de kantonrechter wijst het ontbreken van een vervangingsregeling op een arbeidsovereenkomst, zeker omdat de werkende juist vanwege zijn specialistische kennis was ingehuurd.
Totstandkoming van de overeenkomst
Outdoor Alpine verklaarde dat zij aanvankelijk iemand in loondienst zocht, maar dat de werkende zelf een overeenkomst van opdracht wilde. Hij stuurde een modelcontract mee waarin expliciet werd gesteld dat geen arbeidsovereenkomst werd beoogd. Outdoor Alpine vulde dit contract in en ondertekende het.
De overeenkomst, opgesteld volgens een model van de Belastingdienst, vermeldt onder meer dat het om een opdracht gaat, dat er geen werkgeversgezag is en dat de werkende zelf verzekerd is. Dit wijst – mede door initiatief en inhoud – op een overeenkomst van opdracht.
De wijze waarop de beloning wordt bepaald en uitbetaald
De werkende en Outdoor Alpine kwamen een uurtarief van €30,- exclusief btw overeen, wat volgens Outdoor Alpine gangbaar was voor zzp’ers. De werkende factureerde wekelijks zijn gewerkte uren met btw, en Outdoor Alpine betaalde deze – op één na – zonder loonbelasting in te houden of loonstroken te verstrekken.
Dit facturatiegedrag en het ontbreken van een loonadministratie zijn kenmerkend voor een overeenkomst van opdracht.
De hoogte van de beloning
De werkende heeft niets gesteld over de hoogte van zijn beloning. Volgens Outdoor Alpine was het afgesproken uurtarief gebruikelijk voor zzp’ers. Aangezien niet is gesteld dat een werknemer hetzelfde zou verdienen, ondersteunt dit het bestaan van een overeenkomst van opdracht.
Commercieel risico
De werkende stelt dat hij geen commerciële risico’s droeg. Toch vermeldt de door hem aangeleverde overeenkomst van opdracht dat hij een beroeps- en/of aansprakelijkheidsverzekering had afgesloten, wat hij ter zitting ook bevestigde.
Dit duidt erop dat hij ondernemersrisico droeg, wat past bij een overeenkomst van opdracht.
Gedrag als ondernemer
De werkende heeft sinds 2017 een eenmanszaak en wilde de samenwerking met Outdoor Alpine nadrukkelijk als zzp’er vormgeven via een overeenkomst van opdracht. Hij factureerde wekelijks met btw, en Outdoor Alpine betaalde die facturen vrijwel volledig. De Hoge Raad heeft in de Uber-uitspraak echter geoordeeld dat de omstandigheden binnen de werkrelatie niet alleen een rol spelen bij de beoordeling van het ondernemerschap: de externe factoren (‘extern ondernemerschap’) spelen ook een rol. Dit kan ertoe leiden dat twee personen die onder dezelfde voorwaarden werken niet hetzelfde worden gekwalificeerd, wanneer de ene persoon zich bijvoorbeeld niet extern als ondernemer gedraagt en de andere persoon wel.
Daarnaast gaf de werkende aan soms als zzp’er en soms als werknemer te werken. Dit bevestigt voor de Rechtbank dat hij zich bewust als ondernemer kan en wil opstellen, wat opnieuw wijst op een overeenkomst van opdracht.
Conclusie
Op basis van alle factoren komt de rechter tot de conclusie dat sprake is van een overeenkomst van opdracht, en géén arbeidsovereenkomst.
Wat betekent deze uitspraak voor de praktijk?
De uitspraak laat zien dat niet één aspect doorslaggevend is bij de toets of sprake is van een arbeidsovereenkomst of een overeenkomst van opdracht. Alle omstandigheden dienen in onderling verband tegen elkaar te worden afgewogen. Deze uitspraak laat goed zien hoe een rechter die afweging maakt.
JPR helpt je graag!
Heb jij nog vragen over deze uitspraak of over het werken met zzp’ers, de Wet DBA (Deregulering Beoordeling Arbeidsrelaties) en/of de kwalificatie van een arbeidsovereenkomst? Neem dan gerust contact op met onze arbeidsrechtadvocaten Marjolein Meijer en Bo Simmelink. Wij helpen je graag door middel van een check van je arbeidsovereenkomst of we denken mee over jouw unieke situatie.