De rechter krijgt binnenkort de bevoegdheid om betalingsregelingen op te leggen. Tenminste, als het aan de Minister voor Rechtsbescherming ligt. Hij heeft namelijk een wetsvoorstel ingediend waardoor de rechter tegen de wil van een schuldeiser een passende betalingsregeling op mag leggen. Maar wat houdt deze bevoegdheid van de rechter precies in? En wat verandert er precies? Dat leest u in deze blog.
Hoe zit het nu?
Het uitgangspunt is dat een schuldeiser recht heeft op betaling van het volledige bedrag van een vordering in één keer. Een schuldenaar heeft dus niet het recht op een betalingsregeling. Alleen met instemming van de schuldeiser kan de schuldenaar het verschuldigde bedrag in gedeeltes (terug)betalen. De schuldeiser bepaalt of, en zo ja, onder welke voorwaarden er een betalingsregeling wordt aangegaan. Stemt de schuldeiser niet in met een betalingsregeling? Dan komt er geen betalingsregeling tot stand.
Kiest de schuldeiser ervoor om de vordering aan de rechter voor te leggen? Dan heeft de rechter momenteel ook niet de mogelijkheid om een betalingsregeling op te leggen. De schuldeiser moet hier altijd mee instemmen. De rechter kan nu alleen de vordering toewijzen of afwijzen (al dan niet gedeeltelijk). Met het wetsvoorstel zou daar verandering in kunnen komen.
Wat verandert er?
De rechter kan tegen de wil van de schuldeiser een betalingsregeling opleggen. Dat kan de rechter doen in bepaalde gevallen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid. Namelijk als de schuldenaar het verschuldigde bedrag niet in één keer kan betalen. De financiële positie van de schuldenaar is het uitgangspunt. Is het niet mogelijk om het bedrag in één keer te voldoen? Dan is betaling in gedeeltes vaak nog wel mogelijk.
De rechter moet ook de belangen van de schuldeiser in het oog houden. Het belang van de schuldeiser mag met de betalingsregeling niet onevenredig benadeeld worden. Daarvan kan sprake zijn als de schuldeiser zelf door de betalingsregeling in financiële problemen komt.
De rechter kan dus een betalingsregeling opleggen en bepaalt ook de voorwaarden van de regeling. De rechter mag dit ambtshalve doen. Dus hij kan een betalingsregeling opleggen zonder dat een partij (vaak de schuldenaar) hierom verzoekt. Dat kan de rechter alleen als de schuldenaar ook echt in de procedure is verschenen.
Daarnaast moet zowel de schuldeiser als de schuldenaar reageren op het voornemen van een betalingsregeling. Reageert de schuldeiser niet op een voorstel tot een betalingsregeling? Dan mag de rechter aannemen dat de schuldeiser hiermee akkoord gaat. En kan de rechter een betalingsregeling opleggen.
Doel wetsvoorstel
Als de rechter een vordering van de schuldeiser toewijst, dan kan dat de schuldenproblematiek van de schuldenaar verergeren. Stel dat de schuldeiser niet mee wil werken aan een betalingsregeling. Dan moet de schuldenaar de vordering in één keer aan de schuldeiser voldoen. Terwijl zij dit niet altijd kan.
Het wetsvoorstel wil voorkomen dat schuldenaren (verder) in financiële problemen raken. De bevoegdheid van de rechter om een betalingsregeling op te leggen kan uitkomst bieden. Met het wetsvoorstel kan de rechter maatwerk leveren en tot een passende betalingsregeling komen. Hierdoor worden alle partijen geholpen. De schuldeiser krijgt waar hij recht op heeft, doordat de schuld in termijnen wordt betaald. Terwijl de schuldenaar op dat moment niet een bedrag in één keer moet betalen. Als zij dat niet kan betalen, raakt ze immers daardoor (verder) in de financiële problemen.
Samenvatting van het wetsvoorstel en de achtergrond
Op dit moment kunt u alleen mogelijk een betalingsregeling treffen als de schuldeiser hiermee instemt. Dat geldt ook voor een rechter. Door het wetsvoorstel krijgt de rechter meer bevoegdheid. Hij kan tegen de wil van de schuldeiser een betalingsregeling opleggen. Hiermee kan de rechter de schuldenaar helpen die wel wil betalen, maar het niet in één keer kan. Door op deze manier te helpen, wordt voorkomen dat een schuldenaar (verder) in financiële problemen raakt.