De Wet normering topinkomens (WNT) stelt kort gezegd een maximum aan de bezoldiging en ‘ontslagvergoeding’ in de (semi-)publieke sector.
De maximale ontslagvergoeding is op grond van de wet € 75.000,00. Het algemene bezoldigingsmaximum bedraagt op dit moment € 209.000,00. Per sector kan dit verschillen.
De rechter is in zijn uitspraak niet gebonden aan de grens van € 75.000,-
Als een vergoeding onder andere ‘rechtstreeks, dwingend en eenduidig’ uit een wettelijk voorschrift voortvloeit, mag die in principe de maximale ontslagvergoeding van € 75.000,00 overschrijden. Ook de toekenning van een vergoeding die volgt uit een rechterlijke uitspraak is uitgezonderd van dit maximum.
De WNT vormt wél een gezichtspunt bij bepaling van de hoogte van de billijke vergoeding
Sinds de inwerkingtreding van de WNT is de hoogte van de billijke vergoeding van een topfunctionaris een terugkerend element in rechterlijke uitspraken. Een vaste overweging is dat de rechter weliswaar niet gebonden is aan de WNT, maar dat dit niet betekent dat hij geen rekening zou moeten houden met de normerende werking van de WNT.
Het staat de rechter dus vrij een hogere vergoeding te bepalen, maar dan dienen partijen wel met bijzondere omstandigheden te komen die een hogere vergoeding rechtvaardigen. Dat die drempel hoog is, blijkt het feit dat in rechtspraak nog wel eens wordt aangenomen dat het afbreukrisico van een topfunctionaris reeds in de hoogte van het WNT-maximum is verdisconteerd. In de parlementaire geschiedenis zie ik geen aanknopingspunten waaruit blijkt dat de wetgever bij bepaling van de hoogte van de uitkering wegens beëindiging van het dienstverband een eventueel afbreukrisico heeft verdisconteerd. Wel heeft de wetgever bewust voorzien in de mogelijkheid van rechterlijke toetsing bij een ontslag.
In mij bekende procedures waar bijzondere omstandigheden een hogere vergoeding rechtvaardigden, was sprake van binnen de (deel)sector breed gedragen afspraken uit een sociaal plan met de status van een cao. Denk daarbij aan een schadeloosstelling uit een cao, een overeengekomen vergoeding die buiten de rechter om reeds onder het overgangsrecht van de WNT zou vallen, een werknemer die gelet op zijn arbeidspositie aantoonbaar twee jaar werkloos zou blijven en het evidente handelen van werkgever in strijd met goed werkgeverschap.
Aan dit rijtje wordt er met de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 12 mei 2021 een toegevoegd. De rechter overweegt samengevat dat de werkgever ernstig en verwijtbaar heeft gehandeld door direct bij aanvang van re-integratie van de topfunctionaris prestatieafspraken te maken, door het functioneren tijdens arbeidsongeschiktheid te vergelijken met het functioneren vóór arbeidsongeschiktheid, de hersteldmelding niet te accepteren, de topfunctionaris vervolgens af te rekenen op zijn functioneren tijdens de periode van arbeidsongeschiktheid, door actief aan te sturen op beëindiging van de arbeidsovereenkomst en door vervolgens de topfunctionaris op non-actief te stellen.
De rechter overweegt dat het feit dat de maximale ontslagvergoeding van € 75.000,- al is verbruikt, de toekenning van een billijke vergoeding niet in de weg staat. De billijke vergoeding is immers uitgezonderd van deze maximering, omdat, aldus de rechtbank, de billijke vergoeding een rechtstreeks dwingend en eenduidig uit een wettelijk voorschrift voortvloeiende ontslagvergoeding is.
Wat betekent dit voor de praktijk?
De WNT lijkt doorgaans door de rechter als relevante, vaak bepalende, omstandigheid meegewogen bij bepaling van de hoogte van de billijke vergoeding.
Deze uitspraak illustreert dat er omstandigheden kunnen zijn die toekenning van een hogere (totale) vergoeding rechtvaardigen dan het WNT-maximum van € 75.000,-.
Vragen over de WNT in relatie tot de beëindiging van een dienstverband?
Neem gerust contact op met onze advocaten Arbeidsrecht.