Door de inwerkingtreding van de Wet Werk en Zekerheid (WWZ) per 1 juli 2015 is het arbeidsrecht ingrijpend gewijzigd. De Vereniging Arbeidsrecht Advocaten Nederland (VAAN) en de Vereniging voor Arbeidsrecht (VvA) hebben de werking van de wet geëvalueerd door een enquête onder de leden en een analyse van gepubliceerde en niet-gepubliceerde rechtspraak. De highlights van de uitkomst hiervan zetten we voor u op een rij.
1. Vergoedingen onder de WWZ
De ontslagvergoedingen die onder de WWZ worden toegekend, zijn gemiddeld aanmerkelijk lager dan voor inwerkingtreding van de wet. De gemiddeld toegekende transitievergoeding is 0,4 maandsalaris per gewerkt dienstjaar (mnd/dj). Voor 1 juli 2015 was dit 0,98 mnd/dj (2014) hetgeen een (meer dan) halvering betekent.
De additionele billijke vergoeding wordt in 5,5% van de gevallen toegekend, zo blijkt uit een onderzoek onder vier rechtbanken. De hoogte loopt aanzienlijk uiteen van 0,13 mnd/dj tot 5,56 mnd/dj. De gemiddeld billijke vergoeding is ook lager dan voor invoering van de WWZ. Gepubliceerde rechtspraak laat zien dat het gemiddelde van de billijke vergoeding 1,28 mnd/dj is tegenover 1,34 mnd/dj voor invoering van de WWZ.
Meer schikkingen
Meest opmerkelijk is mogelijk dat er (nog) meer schikkingen worden getroffen onder de WWZ dan daarvoor. Uit de enquête blijkt dat onder de WWZ in vergelijkbare gevallen een lagere vergoeding wordt overeengekomen dan voor de WWZ het geval was en dat een dergelijke vergoeding ligt tussen de transitievergoeding en de neutrale kantonrechtersformule.
2. Ontslaggronden in de ontbindingsprocedure
De ontbindingsprocedure is door het limitatieve grondenstelsel bemoeilijkt. Voor invoering van de WWZ werd 1 op de 10 ontbindingsverzoeken afgewezen, onder de WWZ is dit gemiddeld 4 op de 10. Een verviervoudiging dus!
De d-grond (disfunctioneringsgrond) blijkt het minst kansrijk. Een afwijzing van maar liefst rond de 80%! De h-grond blijkt in ⅔ van de gevallen tot een afwijzing te leiden. Dit zijn andere omstandigheden dan genoemd in de a- t/m g-gronden, die zodanig zijn dat de werkgever de arbeidsovereenkomst redelijkerwijs niet kan laten voortduren.
De ontbindingsprocedure is door de WWZ substantieel bemoeilijkt en een vast dienstverband is in dat opzicht dus vaster geworden.
3. Doelstellingen WWZ niet gehaald
De minister van SZW heeft gesteld dat de WWZ het stelsel eenvoudiger, sneller, eerlijker en minder kostbaar voor werkgevers en meer gericht op het vinden van een nieuwe baan maakt.
De gemiddelde hoogte van de ontbindingsvergoeding en in schikkingen overeengekomen vergoedingen is omlaag gegaan. Daar staat echter tegenover dat bij elk ontslag in beginsel de transitievergoeding verschuldigd is en daardoor voor sommige werkgevers het ontslag kostbaarder is geworden. Ook het feit dat de ontbinding door het limitatieve grondenstelsel substantieel is bemoeilijkt zal voor werkgevers extra voorbereidingstijd en (juridisch) werk vergen en daardoor het ontslag kostbaarder kunnen maken. De doelstelling van de WWZ dat ‘flex minder flex’ en ‘vast minder vast’ zou worden is echter niet bereikt, zo blijkt uit deze evaluatie. Het ontslagrecht is door de WWZ bovendien niet vereenvoudigd en is geen sprake van dejuridisering zonder verlies van kwaliteit.
Waar de ontbindingsprocedure door de WWZ substantieel is bemoeilijkt en vast in dit opzicht dus vaster is geworden, is de met de motie Backer geuite vrees derhalve terecht gebleken.